Jaar Clubkampioen
1887/88 niet verspeeld
1888/89 J.H. Peet
1889/90 niet verspeeld
1890/91 G.J. Vuurmans
1891/92 G.J. Vuurmans1
1892/93 J.H. Peet
1893/94 J.H. Peet
1894/95 N.W. van Lennep
1895/96 J.H. Peet
1896/97 G.J. Vuurmans
1897/98 J.H. Peet
1898/99 J.H. Peet
1899/00 G.J. Vuurmans
1900/01 J.H. Peet
1901/02 J.H. Peet
1902/03 niet verspeeld
1903/04 H.D.B. Meijer
1904/05 G.J. Vuurmans
1905/06 Mr. V.H. Rutgers
1906/07 J. Vijzelaar
1907/08 Mr. V.H. Rutgers
1908/09 J. Vijzelaar
1909/10 niet verspeeld
1910/11 J.H. Peet
1911/12 H.D.B. Meijer en J.H. Peet
1912/13 H.D.B. Meijer en J.H. de Ruwe
1913/14 J.H. Peet
1914/15 W. Hazeu
1915/16 N.M. Boekdrukker en W. Hazeu
1916/17 N.M. Boekdrukker en H.D.B. Meijer**
1917/18 W. Hazeu
1918/19 W. Hazeu
1919/20 J.H. Peet
1920/21 J.H. Peet
1921/22 J.H. Peet
1922/23 P. Smit
1923/24 N.M. Boekdrukker
1924/25 N.M. Boekdrukker
1925/26 J.W. Keemink
1926/27 P.W. Meylink
1927/28 C.H. van Beekum, N.M. Boekdrukker en Dr. S. Zwanenburg
1928/29 N.M. Boekdrukker
1929/30 N.M. Boekdrukker
1930/31 P. Smit
1931/32 P. de Ruiter
1932/33 P. de Ruiter
1933/34 P. de Ruiter
1934/35 P. de Ruiter en A.M. Hazevoet
1935/36 J.C. van Mourik
1936/37 P. de Ruiter
1937/38 P.L. Kuperus
1938/39 P. de Ruiter
1939/40 P. de Ruiter
1940/41 G. Smit
1941/42 A.M. van Epen
1942/43 J.J. van Oosterwijk Bruyn
1943/44 Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1944/45 niet verspeeld; hongerwinter
1945/46 niet uitgespeeld door slechte opkomst
1946/47 D.F. de Lange
1947/48 D.F. de Lange
1948/49 D.J.S. de Lange
1949/50 niet uitgespeeld door slechte opkomst
1950/51 H.H. Hamers
1951/52 H. van Hofwegen
1952/53 H. van Hofwegen
1953/54 H. Wichers
1954/55 J.J. van Oosterom
1955/56 niet uitgespeeld door slechte opkomst
1956/57 D.F. de Lange
1957/58 D.F. de Lange
1958/59 H. van Oosterom
1959/60 H. van Oosterom en Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1960/61 Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1961/62 D.F. de Lange
1962/63 Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1963/64 Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1964/65 A.C. Swart
1965/66 H. van Oosterom
1966/67 Mr.Dr. J.H.O. Graaf van den Bosch
1967/68 A.C. Swart
1968/69 W. Drieënhuizen
1969/70 A.C. Swart
1970/71 A.C. Swart
1971/72 J.H. Harder Jr.
1972/73 W. Drieënhuizen
1973/74 C.J. Overbeeke
1974/75 Ph. Goldstern
1975/76 P.C. Tolk
1976/77 C. Nagtegaal
1977/78 C. Nagtegaal
1978/79 P.C. Tolk
1979/80 F. Schoute
1980/81 F. Schoute
1981/82 J. Huijzer
1982/83 Dr. R.W. van der Waall
1983/84 P.C. Tolk
1984/85 H. Weenink
1985/86 R. Dam
1986/87 R. Dam
1987/88 P.C. Tolk
1988/89 P.C. Tolk
1989/90 W. van der Wijk
1990/91 H. Vedder
1991/92 H. Vedder
1992/93 H. Vedder
1993/94 H. Vedder
1994/95 H. Vedder
1995/96 H. Vedder
1996/97 H. Vedder
1997/98 H. Vedder
1998/99 H. Weenink
1999/00 H. Weenink
2000/01 H. Weenink
2001/02 H. Weenink
2002/03 C. Nagtegaal
2003/04 C. Nagtegaal
2004/05 H. van Engen
2005/06 H. Weenink
2006/07 C. Nagtegaal
2007/08 C. Nagtegaal
2008/09 C. Nagtegaal
2009/10 C. Nagtegaal
2010/11 C. Nagtegaal
2011/12 P. Losekoot
2012/13 C. Nagtegaal
2013/14 H. van Engen
2014/15 W. van der Wijk
2015/16 H. van Engen
2016/17 H. van Engen
2017/18 W. van der Wijk
2018/19 V. Spit
2019/20 Geen clubkampioen wegens corona
2020/21 Geen clubkampioen wegens corona
2021/22 W. van der Wijk
Met dank aan Adri Plomp voor het verzamelen van de informatie tot 2007
Toen Kees Overbeeke me enige tijd geleden vroeg een lijst van onze clubkampioenen te vervaardigen, leek me dat een tijdrovend, maar op zich eenvoudig karwei. Tot en met de Tweede Wereldoorlog was dit inderdaad het geval, maar de ledengroei had er toe geleid, dat de wedstrijdleider een afzonderlijk verslag uitbracht, waarnaar in de notulenboeken werd verwezen. En die wedstrijdverslagen werden niet bewaard, terwijl in de Schakel wel tussenstanden, maar bij voorkeur geen eindstanden werden vermeld. En daar ik tussen 1960 en 1992 slechts 4 keer in de onderlinge meespeelde, bezit ik maar weinig scorekaarten. Op indirecte wijze lukte het toch de namen te vinden: opmerkingen als ‘de kampioen prolongeerde zijn titel’, ‘de kampioen van Hilversum en de clubkampioen speelden simultaan’ (terwijl slechts één van de twee aan de onderlinge had meegedaan) en ook de inscripties op de kampioensbeker leverden namen op. Tijdens een bestuursvergadering werd gezegd: “We schijnen weer een clubkampioen te hebben, de beker moet te voorschijn worden gehaald”, wat aangaf, dat het vorige seizoen de competitie niet was uitgespeeld. Uiteindelijk denk ik alle clubkampioenen te hebben gevonden, waarbij zij opgemerkt, dat de term clubkampioen eerst in het seizoen 1937/38 werd gebruikt; voordien was sprake van de ‘eerste prijswinnaar in de hoogste groep’.
**Het onderling concours van 1916/17 was nog niet beëindigd toen de secretaris zijn jaarverslag schreef; de einduitslag werd in de jaarvergadering van 12 september 1917 medegedeeld, maar werd niet genotuleerd. Staande de vergadering deed Boekdrukker afstand van zijn prijs ad f 2,50 ten behoeve van de noodlijdende verenigingskas. In de twee voorgaande seizoenen had in de hoogste groep de eerste prijs f 3,– en de tweede f 2,– bedragen; dit duidde op een gedeelde eerste plaats voor Boekdrukker. In deze vergadering werd tevens besloten, dat het HSG weer een wedstrijd om het kampioenschap van ‘t Gooi zou organiseren onder leiding van H.D.B. Meijer, die daartoe carte blanche kreeg. Twee weken later werd opnieuw vergaderd; nadat over de toelating van twee nieuwe leden was gestemd, kwam een brief van Boekdrukker aan de orde over de aanwijzing van de HSG-ers voor de wedstrijd om het Gooise kampioenschap. De clubs uit Bussum, Laren en Hilversum moesten elk drie deelnemers aanmelden. Dat Jan Peet tot de Hilversumse afvaardiging zou behoren, lag voor de hand: hij was de Gooise titelhouder; voor de twee andere plaatsen had Meijer de volgende procedure bedacht: de zes andere HSG-hoofdklassespelers t.w. Boekdrukker, van Burken, Meijer, Hazeu, Nierman en de Ruwe moesten onderling uitmaken wie de gelukkigen zouden zijn; dat werden Meijer en Hazeu. De aanwijzing van Meijer viel slechts te verantwoorden met een gedeelde eerste plaats in het afgelopen seizoen. Een bevestiging hiervan is te vinden in het feit, dat hij bij alle massakampen in het volgende seizoen een hoger bord bezette dan Hazeu en Boekdrukker. De ambitieuze Boekdrukker kon zich in de gang van zaken volstrekt niet vinden; hij was twee seizoenen achtereen gedeeld eerste geworden en had de zomercompetitie 1916 gewonnen vóór van Burken en Meijer. Als er iemand recht op een plaats in het Gooise Kampioenschap had, was hij het wel; en daar viel weinig op af te dingen, lijkt me. Maar Boekdrukker had nogal eens tegenover Meijer en de Ruwe gestaan inzake aansluiting bij de Nederlandsche Schaakbond, de Ruwe en Nierman waren zeer overtuigde katholieken en Nathan Boekdrukker was een jood en in zulke situaties wordt de objectiviteit niet altijd in het oog gehouden. In de vergadering van 26 september 1917 diende de Ruwe de volgende motie in: “De vergadering, gehoord de discussie, over de aanwijzing kampioendeelnemers 1917 stelt voor het carte blanche van den heer H.D.B. Meijer te handhaven en in den vervolge rekening te houden met den uitslag van den laatsten winterwedstrijd, desverlangd om de rangorde te kampen”. Deze motie werd aangenomen met 12 stemmen voor, 3 blanco. En sindsdien wordt jaarlijks een ranglijst opgemaakt.