Clublokalen van het HSG

Periode 1887-2001 door Adrie Plomp (uit de Schaakhistorie); Periode 2001-2022 door Henk Cornelissen; Inleiding door Wim van der Wijk (uit Hoofdstuk 41 van Mat in de Mediastad ‘Een zwervend bestaan’).

Een clublokaal neemt voor een schaakclub een belangrijke plaats in, onontbeerlijk voor de clubavonden, voor de opslag van het materiaal: borden, klokken en stukken. Ideaal is natuurlijk een geheel eigen thuisbasis, maar dat is slechts voor weinig schaakverenigingen weggelegd. Huren van speelruimte is dan de enige oplossing.
Zaalhuur is meteen ook de grootste kostenpost op de begroting, en dus medebepalend voor de hoogte van de contributie, die zich grofweg via de volgende formule laat vaststellen: Kosten / aantal leden = contributie.

Een hogere zaalhuur leidt meestal tot een hogere contributie. Een hogere contributie kan leiden tot een lager ledental. Een lager ledental kan leiden tot een hogere contributie. Zo simpel is het eigenlijk. Het mag geen verwondering wekken dat het HSG in zijn 125-jarig bestaan een zwervend bestaan leidt. Rigoureuze verhogingen van de zaalhuur dwingen de schakers er meerdere keren toe te verkassen naar een goedkopere speelgelegenheid.

Hotel ‘Het Gooiland(locatie HSG 1887-1900, 1903-1904 (tijdelijk genaamd Hotel ‘Dieckman’))

Het HSG werd op 28 september 1887 opgericht in hotel ‘Het Gooiland’ aan de Emmastraat 2a. De (latere) eigenaar van ‘Het Gooiland’ J.H. Veen stelde de gelagkamer van zijn hotel gratis ter beschikking en mede daardoor kon de contributie laag worden gehouden, nl. slechts f 2,– per jaar. Maar het HSG beschikte ook over andere inkomsten t.w. één gulden entreegeld voor nieuwe leden, tot 1899 een boete van één dubbeltje voor iedere keer, dat men de clubavond verzuimde en een van f 0,10 tot f 0,50 variërend inleggeld voor het onderling concours, waaruit de prijzen werden bekostigd. Dit heeft met enkele onderbrekingen tot 1947 geduurd; in 1957 werd het opnieuw ingevoerd, maar liep door incassoproblemen op een mislukking uit. Het entreegeld van één gulden werd voor het laatst in het seizoen 1946/47 geheven.

Het schaken was in de beginjaren meer op gezelligheid dan op scoren gericht en er zal tijdens de partijen wel meer alcohol zijn genuttigd dan nu, toch zullen de consumpties der schakers voor Veen ontoereikend zijn geweest om zijn kosten goed te maken en zijn wens om zaalhuur te ontvangen werd alleszins gerechtvaardigd geacht. Vanaf 1 april 1893 kreeg hij jaarlijks  f 20,–; die konden probleemloos uit de contributies betaald worden en wanneer door bijzondere gebeurtenissen als eendaagse wedstrijden, jubilea, simultaans of de aanschaf van klokken een tekort dreigde, waren er altijd wel leden met name Jacob Peet, E. Brandsma en in mindere mate J.F. van Houtum-, die voor aanzuivering zorgden; een contributieverhoging was dus niet nodig.

Hotel ‘Wilhelmina’ (locatie HSG 1900-1903)

Bij een voorstel tot huurverhoging in 1899 ontstond een in ‘Oprichters’ nr. 6 beschreven conflict, wat er toe leidde, dat het HSG op 17 oktober 1900 zijn intrek nam in het aan de Spoorstraat 1 gelegen Wilhelminahotel.

De jaarhuur kwam uit op f 30,–, waartegenover de hotelhouder zich o.a. tot het volgende verplichtte: “De verhuurder draagt zorg voor en belast zich met het bewaren van de eigendommen van het Genootschap; hij zorgt voor het gereed staan van schaakborden en doozen, benevens klokjes bij den aanvang van den schaakavond en zoo noodig met het weder wegbergen“. Dat waren nog eens tijden!

Overigens waren de meeste leden niet erg gelukkig met de slecht te verwarmen speelzaal in hotel Wilhelmina. Wie dicht bij de kachel zat, pufte van de warmte, wie verder weg zat, kon de winterjas aanhouden.

Men was dan ook zeer gelukkig, dat ‘Gooiland’ weer beschikbaar kwam; Veen had in 1902 een hotel verkocht aan de uit Amsterdam afkomstige J. Dieckman, die aan het hotel zijn eigen naam had verbonden. De schakers waren bij hem welkom en hij stond zijn gelagkamer voor eveneens f 30,– per jaar af; september 1903 vond de verhuizing plaats. De vreugde was evenwel van korte duur: één jaar later verkocht Dieckman het hotel aan C.A.M. Opmeer, tot dan restaurateur van de toen in een gedeelte van het ‘Hof van Holland’ gevestigde Sociëteit ‘De Unie’ en tevens beheerder van het Nimrod Paviljoen. Hij stelde twee daden: het hotel kreeg zijn oude naam ‘Het Gooiland’ terug en het HSG werd de deur gewezen.

Hotel ‘De Gouden Leeuw’ (locatie HSG 1904-1905)

Geen nood echter, G.L. de Jong, hotelhouder van het even verderop aan de Emmastraat 14, hoek Luidgardeweg gelegen hotel ‘De Gouden Leeuw’ deed het aanbod één van zijn lokalen voor de schaakclub in te richten, ook weer tegen een jaartarief van f 30,–.

Afgezien van de wat brede tafels, zat men daar niet slecht, maar toch werd een jaar later opnieuw verhuisd, nu om een financiële reden.

Hotel ‘Emma(locatie HSG 1905-1912)

Het lid A. Sandmann, hotelier van het hotel ‘Emma’ aan de Emmastraat 54 bood aan om het HSG gratis onderdak te verlenen in zijn restaurant en zo’n genereus aanbod kon men natuurlijk niet afslaan.

Emma was getuige van vele massakampen, eendaagse wedstrijden en vooral van de uitbundige viering van het twintigjarig bestaan in 1907, waarbij Jacob Peet tot erelid werd benoemd. Ook Sandmann moest ervaren, dat aan schakers niets te verdienen valt en daarom kwam hij in oktober 1909 met de gerechtvaardigde wens om  f 45,– zaalhuur te mogen ontvangen. Dat kon bruin niet trekken, waarop men het eens werd op f 30,– en het hogere bedrag, gezien de kas, in gedachten werd gehouden. Daar bleef het bij, alleen de kelner kreeg regelmatig een fooitje voor het opbergen van borden, stukken en klokken. Maar aan het eind van het seizoen 1911/12 sloeg het noodlot toe: Sandmann verhuisde naar Zandvoort en zijn opvolger maakte van het hotel een pension en sloot het café-restaurant.

Na zeven gelukkige jaren moest weer naar een ander onderkomen worden omgezien.

Hotel ‘De Doelen’ (locatie HSG 1912-1914)

Dat werd hotel ‘De Doelen’, gelegen op de hoek van de Groest en de Leeuwenstraat. Op onderstaande foto is links het rechtergedeelte van het hotel te zien.

De zaalhuur bedroeg hier f 40,– per jaar, maar het volgende seizoen werd liefst f 75,– verlangd. Het bestuur kreeg opdracht naar een andere lokaliteit om te zien, maar dat bleek niet eenvoudig en Mevr. Wed. de Boer, hotelhoudster van de Doelen, bleek slechts tot prijsvermindering bereid, indien de schuifdeuren na elf uur en ’s zomers de gehele avond open mochten. Dan nam ze genoegen met f 50,–. Maar met het lawaai van en omringd door de cafébezoekers zag men het schaken niet zitten en noodgedwongen slikte men de prijsverhoging. Dit kon natuurlijk niet zonder contributieverhoging en op voorstel van Meijer werd besloten het toch al lage bedrag van f 2,– op f 5,– per jaar te brengen. In het gedenkboekje bij ons 100-jarig bestaan wordt onder het hoofdstuk Clublokalen als eerste genoemd Lunchroom de Boer, destijds op de hoek van de Leeuwenstraat en de Groest, waar Martin Ros in ‘Wij in Hilversum’ van september 1962 al eerder aan had toegevoegd: waar nu de Boekenwurm zetelt. Dat is exact de plek waar De Doelen stond en staat; die naam is nog altijd te zien in een tegeltableau aan de zijde van de Leeuwenstraat. Noch in het notulenboek, noch in de adresboeken van Hilversum heb ik een ‘Lunchroom de Boer’ kunnen vinden; ik vermoed, dat de naam van de hotelhoudster en mogelijk de latere IJssalon de Boer aan de overkant op de Groest aan die benaming debet zijn.

Tijdens de eerste wereldoorlog kwam Mevr. Wed. de Boer en met haar vele hotel- en pensionhouders, alsmede verhuurders van gemeubileerde woningen in de problemen. Er kwamen natuurlijk minder vakantiegangers, maar vooral het wegblijven van verlofgangers uit Nederlands Indië, die in groten getale op Hilversum plachten neer te strijken, bracht vele bedrijven in moeilijkheden. Het hotel ‘De Doelen’ overleefde de oorlog niet. Mevr. Wed. de Boer begon in 1919 een sigarenwinkel aan de Groest nr. 41. In het hotel vestigde zich het bankierskantoor Oyens, dat in de latere crisisjaren zijn deuren moest sluiten; daarna was er enkele decennia het antiquariaat ‘De Boekenwurm’ gevestigd. Thans zit in het pand weer een horecagelegenheid, die men met een beetje goede wil een lunchroom zou kunnen noemen.

Hotel ‘Central’ (locatie HSG 1914-1917)

Ondanks de contributieverhoging sloot de penningmeester het boekjaar 1913/1914 af met een negatief resultaat van f 48,63½, waarna hij nog een kassaldo van f 3,34½ overhield. Als eerste bezuinigingsmaatregel werd besloten te verhuizen naar het goedkopere hotel ‘Central’ en als tweede het lidmaatschap van de Nederlandsche Schaakbond op te zeggen, waarmee f 6,50 werd bespaard. Hotel ‘Central’ was te vinden aan de Kerkstraat 14, op de foto boven de boekwinkel van Blommesteijn.

Bij het ontbreken van een benedenverdieping kon men moeilijk spreken van een klassehotel en dat was het ook niet, gezien enkele gegevens uit een VVV-gids van 1922: Hotel ‘Central’ 9 kamers, 12 bedden, geen badkamer, vol pension f 6,–; ‘Emma-Pension’ 14 kamers, 30 bedden, 2 badkamers, vol pension f 7,–; Hotel ‘Het Gooiland’ 24 kamers, 32 bedden, 1 badkamer, vol pension f 7,50; Hotel ‘Hof van Holland’ 25 kamers, 50 bedden, 2 badkamers, vol pension f 10,–. Vanaf 4 november 1914 verbleef men in de bovenzaal van hotel ‘Central’ à raison van f 1,– per avond.
Hoewel de schakers het daar naar de zin hadden, geneerde men zich toch voor het schamele onderkomen, vooral tegenover bezoekers, die twee trappen moesten beklimmen om het speellokaal te bereiken.

Toen, als onderdeel van de viering van het 30-jarig bestaan, een weekendtoernooi op het programma stond, besloot men ‘Central’ te verlaten -zuiver om propagandistische redenen, zoals men de hotelhouder verzekerde- en verhuisde men op 3 oktober 1917 naar het dure ‘Het Hof van Holland’.

Hotel Hof van Holland (locatie HSG 1917-1920)

De Ruwe schreef daarover: “Het is een gemoedelijk zaaltje, dat afgeschut kan worden. Kalmte van de leden zal met het oog op de logés boven noodzakelijk zijn. Omtrent verwarming is niet beslist te zeggen, of deze al dan niet inbegrepen is bij de voorwaarden. Per avond zal betaald moeten worden f 2,50. Met het oog op de kosten is geconditioneerd van 1 October tot einde April. Op andere Woensdagen of bij verhindering in het clublokaal zal geschaakt worden in de restauratiezaal. Wegens de tijdsomstandigheden [Eerste Wereldoorlog, P.] met haar kolen- en lichtschaarste zal geven en nemen voorshands het wachtwoord zijn“. Niettemin schreef de Ruwe in zijn verslag over het verenigingsjaar 1917/1918 in positieve zin: “Brandstoffenschaarste, gerantsoeneerde speeltijden, lichtbezuiniging drukten in het vervlogen seizoen op het verloop haar eigenaardigen stempel, doch over het algemeen niet op een ingrijpende, storende wijze. Immers, sinds een jaar is de club gevestigd in het Hof van Holland en al heeft ze zoogenaamd een eigen lokaal, meestentijds waren de bijeenkomsten er bezijden, in de gezellige ruimte, waar billardballen klotsen, kaarten worden geschut, kranten gelezen, een praatje wordt gemaakt en ieder willekeurig bezoeker naar het lichaam gelaafd en voor zoover ze er zijn met spijzen wordt verzadigd. Dit alles op voor het spel weinig hinderlijke manier. Afgaande op de ontstentenis aan klachten, mag geboekstaafd, dat het den Heeren ondanks de tijdsomstandigheden niet onwelkom is in het Hof zulk een aangenaam onderkomen te hebben gevonden. Zelfs doet zich het heuglijk verschijnsel voor, dat het ledental steeg van 20 op 32“. Of dit het gevolg was van de ‘propagandistische waarde’ van het ‘Hof van Holland’ dan wel een oorlogsverschijnsel, is de vraag; ook in de Tweede Wereldoorlog maakte het HSG een sterke ledengroei door. Een minpuntje betrof de toestand van het materiaal: “Het is aan het Bestuur gebleken, dat inzonderheid de stukken het in het ‘Hof van Holland’ te verantwoorden hebben. Aan de leden het vriendelijk verzoek bij het einde van het spel de stukken op te bergen in de bijbehoorende doos. Ze raken dan niet weg en niet doorelkander, zoodat ten slotte de Heeren zelf gerief van hun voorzorg hebben“. Toch kreeg de kelner nog een fooi van f 10,– voor het opbergen van borden en stukken, wat ook het volgende seizoen slordig gebeurde, waardoor de fooi naar f 7,50 zakte. Het was voor de leden bij binnenkomst in het ‘Hof van Holland’ steeds een verrassing waar men moest spelen: in het gehuurde zaaltje, de foyer, de ontbijtzaal of de gelagkamer. Aan dit probleem kwam op onverwachte wijze een einde; daarover meer hieronder.


Op 10 maart 1920 stonden de HSG-ers op straat. Voorzitter Jhr. Laman Trip vertelde aan de vergadering één week later, dat de clubleden te veel plaats in beslag namen van de gelagkamer in het ‘Hof van Holland’, zodat de bedrijfsleider de verbintenis terstond beëindigd wenste te zien. De Ruwe beschreef het gebeuren in zijn jaarverslag uiteraard wat plastischer: “…., want daarginds in het wijdvermaarde Hof van Holland had de club het verbruid. Ze vroeg te veel plaats zonder een oweesche te zijn, ze deed echter den echten oweeër slippen over haar overal slingerend materiaal. Tot de baas zelf over een popje struikelde en de Kerkbrinkdictator bulderde: “Er zal vijandschap zijn tusschen u en mij”. Op staanden voet moest er uit, al wat naar Caïssa riekte. Met als gevolg, dat het bestuur dezer aloude organisatie bange dagen doormaakte in Maart 1920. Want de woningnood moge groot zijn, de zalennood is nog nijpender“. Blijkbaar was het Hof van Holland het stamcafé der oweeërs [= oorlogswinstmakers, enigszins vergelijkbaar met de zwarte handelaren uit de tweede wereldoorlog] geworden en deze nieuwe rijken lieten het geld rollen, wat van de schakers niet gezegd kon worden. Van Harten, de grote man van het Euwe-Aljechin-comité zei eens: “Als je een schaker op z’n kop zet, valt er nog geen dubbeltje uit!

De redding kwam uit een onverwachte, zij het dure hoek: Opmeer, die in 1904 geen plaats voor de schakers had willen inruimen, was sportminded -of meer zakenman- geworden, zoals uit nevenstaande advertentie blijkt. De in 1893 opgerichte voetbalvereniging Victoria speelde van 1907 tot 1920 op een aan de Wernerlaan gelegen veld. Men beschikte daar wel over een kleine tribune, maar niet over een kleedlokaal; verkleed werd er in de koeienstal van de nabijgelegen boerderij Rebecca van de familie Nieuwenhuizen. Deze is, omgebouwd tot woonhuis, nog te vinden op de hoek van de Frans Halslaan en de Van der Helstlaan. Voor een eliteclub als Victoria, was dit geen ideale situatie en men zal het aanbod van de inmiddels lid geworden Opmeer om hiervoor hotel Het Gooiland te gebruiken, dankbaar hebben aanvaard.

De nablijvende en/of navierende (in 1915 1-1 tegen Ajax!) supporters en spelers zullen Opmeer’s kosten wel hebben goedgemaakt. In 1920 kwam aan dit alles een einde, want toen verhuisde Victoria, evenals ’t Gooi naar het zojuist gereed gekomen Hilversumse Sportpark.

Of Opmeer van de schakers enige compensatie heeft verwacht, is de vraag, maar het HSG was ook een eliteclub en wellicht rekende hij op zakelijke contacten. Bovendien was de zaalhuur die hij vroeg niet gering: f 8,– per avond, in de zomermaanden f 6,–.

Hotel ‘Het Gooiland’ (locatie HSG 1920-1935). In 1924 tijdelijk Hotel ‘du Commerce’).

Het HSG was dus weer welkom in ‘Het Gooiland’, dat aan de foto te zien, een flinke facelift had ondergaan en het kreeg de achterzaal ter beschikking, een prettig zaaltje, waaruit men een enkele keer werd verdreven, als er een bruiloft of partij te vieren viel. Dan moest men genoegen nemen met de gelagkamer, ooit het kraamvertrek van onze vereniging.
De sterk gestegen zaalhuur maakte een contributieverhoging onvermijdelijk, het bestuur stelde op de jaarvergadering van 13 oktober 1920 dan ook voor de contributie te verdubbelen en deze op f 10,– te stellen. De hierop volgende discussie kwam ten einde nadat oprichter Vuurmans had betoogd, dat er met het oog op de waardevermindering van het geld niets tegen het voorstel kon zijn: “f 5,– van vroeger is f 10,– van nu“. Met algemene stemmen werd het bestuursvoorstel aangenomen. Maar in het seizoen 1920/21 bedankten liefst 14 leden en liep het ledenaantal per saldo terug van 53 tot 43; de hogere contributie zal hier mede debet aan zijn geweest. De daling zette ook daarna door en op 1 oktober 1924 telde het HSG nog maar 28 leden; de penningmeester luidde de noodklok en het bestuur ging op zoek naar een goedkopere speelgelegenheid.

Die werd gevonden in hotel ‘du Commerce’ aan de Stationsstraat, voor welke lokaliteit slechts f 3,– per avond werd verlangd. Het speellokaal was wel iets kleiner, maar gezien het geslonken ledental was dit geen probleem en bovendien was het qua aankleding wat gezelliger. Opmeer, in 1921 zelf lid van het HSG geworden, bleek nu bereid het nodige water bij de wijn te doen en offreerde de achterzaal in de maanden oktober t/m april voor f 5,– per avond, in de maanden mei, juni en september voor f3,– en in juli en augustus gratis. Op 13 mei 1925 waren 20 leden ter vergadering bijeen om een keuze tussen de hotels te maken. Er ontspon zich een heftige discussie tussen ‘de heren van stand’ en ‘de kruideniers’; de financiële bezwaren waren volgens eerstgenoemden met het aanbod van Opmeer niet meer van overwegende aard, terwijl hotel ‘Het Gooiland’ te Hilversum toch een betere naam had dan hotel ‘du Commerce’, voor laatstgenoemden daarentegen was iedere cent er één. Er werd gestemd en de ‘heren’ wonnen met 11-9 en dat was maar goed ook, want het ledenbestand nam weer toe en stond vijf jaar later op 50 en nog eens vijf jaar later werd de 60 gepasseerd. De achterzaal van ‘Het Gooiland’ dreigde te klein te worden, maar er diende zich een onverwachte oplossing aan: Opmeer verkocht zijn hotel aan Buurke, hotelier van het Larense ‘Hamdorff’, en deze besloot ‘Het Gooiland’ te slopen en mede op van de gemeente Hilversum gekochte grond een nieuw en groter hotel te bouwen.

Maison ‘Hiensch’ (locatie HSG 1935)

Dit betekende, dat het HSG –althans tijdelijk- moest verkassen. Op een d.d. 23 januari 1935 gehouden Algemene Vergadering legde het bestuur aan de 43 aanwezige leden twee opties voor: Maison ‘Hiensch’ of een zaaltje van de “Openbare Leeszaal”, beide aan de ‘s-Gravelandseweg gelegen. Hiensch vroeg f 170,– à  f 180,– per jaar, de leeszaal f 210,–. Na ampele overwegingen werd met ruime meerderheid voor Maison “Hiensch” gekozen, dat in latere jaren werd omgedoopt in “De Jonge Haan”. Uit de bestuursvergadering van 14 september 1935 bleek, dat men nogal klein behuisd was.  Men zou bij Hiensch aandringen op een betere ventilatie, maar niet meer verhuizen alvorens kon worden teruggekeerd naar  het nieuwe “Gooiland”. Dat gebeurde op 5 augustus 1936.

Het plaatje hier vormt mijn oudste herinnering aan Gooiland; ik heb op een zondagmiddag, toen de Duitsers hun rollend oorlogstuig toonden, met mijn ouders staan kijken naar de Duitse schildwachten, die regelmatig in de houding sprongen, want er werd druk in- en uitgelopen. Eigenlijk merkwaardig, dat terwijl de Duitsers in Gooiland zaten, in hetzelfde gebouw –in augustus 1940- de Bondswedstrijden werden gehouden en dat Gooiland aan de deelnemers nog vol pension kon aanbieden [zie de bezetting, aflevering 3]. Blijkbaar waren niet alle hotelkamers door de Duitsers gevorderd.

Het HSG huurde voor f 175,– per jaar het z.g. bridgezaaltje, dat, als ik het wel heb, op de eerste verdieping ongeveer in het midden van Gooiland was gelegen. Men had daar veel last van de muziek beneden en daarom stelde Buurke in april 1938 de grotere en rustiger gelegen z.g. veilingzaal ter beschikking tegen dezelfde jaarhuur. Wel werd beloofd, dat het HSG meer zou betalen, zodra de kaspositie zulks toeliet. En door de sterke ledengroei in de oorlogsjaren was dat in 1943 het geval en verhoogde de penningmeester, zij het “met bloedend hart”, de huur naar  f 250,–.  

Hotel ‘Gooiland’ (locatie HSG 1935-1945)

De gebruikelijke weg naar de veilingzaal liep via de glazen opgang naast de theateringang aan de Luitgardeweg; de zuidelijke gevel bestond, evenals de toegangsdeuren beneden en boven, uit matglas in ijzer en dat gold ook voor bijna de helft van de noordelijke gevel. Het zal duidelijk zijn, dat bij de aanwezigheid van zoveel glas, verduisteren een te groot probleem was, waardoor de schakers weer terug moesten naar het bridgezaaltje en het z.g. T-zaaltje er bij kregen. Omdat de clubavond door Duitse maatregelen al om 22.00 uur beëindigd moest zijn, werd er dikwijls ook op de zaterdagmiddag geschaakt in het T-zaaltje, kosten  f 1,50 per keer. In 1942 werd “Gooiland” geheel gevorderd door de Duitsers en moest men binnen enkele dagen een ander onderkomen zoeken, wat vrijwel onmogelijk bleek. Buurke kreeg toen bij de Duitsers gedaan, dat  het HSG de z.g. danszaal mocht gebruiken en op de zaterdagmiddag en de zomeravond –tot het donker werd- de veilingzaal, die overdag dienst deed als trouwzaal, nadat ook het raadhuis was gevorderd.

Overigens is het opmerkelijk, dat er in de oorlog zoveel werd geschaakt, want de tocht naar Gooiland was geen eenvoudige; straatlantaarns en reclamelichten gedoofd, huizen en gebouwen verduisterd, zodat men z’n weg door het stikdonker moest zien te vinden en men bovendien de kans liep z’n fiets in grijpgrage Duitse handen te zien verdwijnen. Per 1 oktober 1942 telde het HSG 88 leden. Daarvan deden er 80 mee aan de winterwedstrijd, over 10 groepen verdeeld; 74 speelden de competitie uit, 8 nieuw toegetreden leden deden dat gedeeltelijk. Voorts namen aan de externe competitie 7 tientallen deel, die in totaal 30 wedstrijden speelden, een gering aantal, maar door de oorlogsomstandigheden werd in kleine groepen gespeeld teneinde verre reizen te voorkomen. Daarnaast werden nog massakampen gespeeld tegen Amersfoort (10-10) en de NSF (23½-1½), werd op drie zaterdagen een nationaal toernooi georganiseerd (116 deelnemers) en werden door Graaf van den Bosch en Kuperus simultaans gegeven.

De veilingzaal, die een aantal jaren geleden werd omgebouwd tot bioscoop, was de fijnste zaal waarin ik ooit heb geschaakt. Vloerbedekking, waar je in wegzonk, brede stoelen met armleuningen en stevige verende zittingen en keurige kleden op de tafels, met als enig minmuntje de matige verlichting aan de zuidelijke kant, waar de juniores plachten te spelen;  misschien ben ik wel vanwege deze mooie zaal lid geworden. Behalve fraai, was de zaal ook ruim; op 28 september 1949 werd een massakamp tegen het BSG gespeeld aan liefst 83 borden [door de Bussumers gewonnen met 46-37], wat betekent, dat 166 schakers een plaats vonden. 160 konden er aan de reguliere tafels geplaatst worden, voor 6 spelers werden 3 bijzettafeltjes neergezet tegen de noordelijke glazen wand, een gevaarlijke plaats. Aan één daarvan zat ons lid Berning, een -althans voor ons jeugdigen- vreemde man; niet alleen door zijn uiterlijk, maar ook door zijn grote hoornen bril, een onafscheidelijk vlinderdasje en door de regelmaat van de klok waarmee hij nullen scoorde. Tijdens de massakamp zat hij met z’n stoel te wippen, sloeg achterover, tafeltje omver, barst in de ruit, bebloede kop. Na eerste hulpverlening vertrok hij, het hoofd in verband en een remise op zak. Ik heb altijd gedacht dat dit zijn eerste halfje was, maar Schakels uit die tijd maken duidelijk, dat hij toch wel wist te scoren: in de winterwedstrijd 1947/48 ½ uit 11,  later nog eens 0 uit 8, maar in 1950 een sterke vooruitgang, n.l. 2 uit 8 in de winterwedstrijd en 1 uit 6 in de hergroepering. Daarna hield hij het waarschijnlijk voor gezien, in alle opzichten, want op 23 september 1953 stelde de penningmeester voor hem te royeren wegens contributieschuld. De vergadering wilde hem nog een kans geven, tenslotte had zijn leergeld slechts een gering rendement opgeleverd; er werd niet meer op teruggekomen en ik vermoed, dat hij stilletjes van de ledenlijst is afgevoerd.

Op 5 mei 1945 bevond ik mij voor Gooiland bij het hek rond de Wilhelminaboom te midden van een grote menigte, wachtende op de Canadezen, die echter pas twee dagen later Hilversum bereikten. In Gooiland was geen Duitser meer te bekennen, wel kwamen er een paar in een open wagentje met een mitrailleuropstelling langsrijden en toen het volk begon te joelen, werd een salvo afgegeven op de tegelmuur van Gooiland; ik zag de stukken er af vliegen, terwijl de massa uiteenstoof. Na het vertrek van de Duitsers namen onze bevrijders Gooiland in bezit, maar zij konden geen plekje voor de schakers inruimen, zodat het HSG naar een ander speellokaal moest omzien. En dat viel niet mee, want er waren meerdere gebouwen bij de Canadezen in gebruik, terwijl andere door de Duitsers in slechte staat waren achtergelaten.

‘Ons Gebouw’ (locatie HSG 1945)

In “Ons Gebouw” aan de Havenstraat kon men terecht op de maandagavond, maar wel tegen f 25,– per avond –wat men toen een woekerprijs noemde, het was drie á viermaal zoveel als in Gooiland- in een zaal, die kleiner was dan de veilingzaal en natuurlijk veel minder allure had. Het kon ook voor f 15,–, maar dan moest men één derde van de zaal aan “De Gooische Toren” afstaan. Er was geen andere uitweg en –vermoedelijk- op 25 juni 1945 kwam men er voor het eerst bijeen.

‘De Vereeniging’ (locatie HSG 1945-1946)

Maar men bleef zoeken en in november 1945 verhuisden de HSG-ers naar het gebouw ‘De Vereeniging’ aan de Oude Enghweg. Net als alle bezittingen van de Orde van Vrijmetselaren was ook dit door de Duitsers geconfisqueerd, maar gelukkig was het aan de Gemeente Hilversum verkocht, die het na de oorlog weer teruggaf. De loge bezat voldoende stoelen, maar te weinig tafels, zodat het HSG genoodzaakt was er vier aan te schaffen. De openingsavond werd opgeluisterd door een causerie van Euwe (f 25,– + benzine), waarover de meningen na afloop nogal verdeeld waren. Hoewel de zaal een verbetering was t.o.v. Ons Gebouw, was men toch blij op 1 juni 1946 naar Gooiland te kunnen terugkeren.

Ook Gooiland werd na de oorlog met prijsstijgingen en vraag naar zaalruimte geconfronteerd en verhoogde de huur van de veilingzaal van f 250,– per jaar tot f 15,– per avond, wat op het drievoudige neerkwam. In het seizoen 1946/47 werd voor tien maanden f 677,50 betaald, maar  hierin was de huur voor het T-zaaltje, waarvan het eerste tiental op drie à vier zondagen per seizoen gebruik maakte, begrepen. In de jaarvergadering van 18 september 1946 werd tot twee maatregelen besloten om het dreigende tekort op te vangen: de contributie werd verhoogd van f 10,– naar f 15,– en in de maanden juli en augustus zou niet geschaakt worden. Dit bleek evenwel niet voldoende en zo werd één jaar later, op 23 september 1947 uitvoerig gediscussieerd over een verhuizing naar hotel “Santbergen”, waar in de voorbije zomer het Europees Zonetoernooi en de Internationale Achtkampen waren ondergebracht. “Santbergen” vroeg slechts f 10,– per avond, maar dat was het enige voordeel. Men kon niet de beschikking krijgen over een vaste zaal; als er een uitvoering was moest men uitwijken naar het café en het materiaal moest in de kelder worden opgeborgen, terwijl ook het meubilair ongeschikt werd bevonden. Bij stemming werd met 61 tegen 2 stemmen besloten in “Gooiland” te blijven. Dit hield wel een nieuwe contributieverhoging in en, omdat ook de in november 1946 herverschenen “Schakel” kosten met zich bracht, werd het nieuwe contributiebedrag op f 20,– gebracht.

Hotel ‘Gooiland’ (locatie HSG 1946-1958, 1960-1963)

Wat in die tijd het HSG geld heeft gekost, waren de verdwenen tafels. Toen het HSG in november 1945 de zaal van “De Vereeniging” betrok, waren daar wel stoelen, maar geen tafels. Het gebouw had in de eerste jaren als kerk dienst gedaan. Ondanks de naoorlogse schaarste was het bestuur er in geslaagd 12 tafelbladen met schragen aan te schaffen voor het niet geringe bedrag van  f 420,–, maar toen men ruim een half jaar later naar “Gooiland” terugkeerde, waren de tafels overbodig geworden. Vier tafels werden tegen kostprijs overgenomen door “De Vereeniging” en één jaar later nog eens vier door ons lid van der Meer, die ze waarschijnlijk in zijn kledingzaak kon gebruiken. Tijdens een bestuursvergadering op 2 september 1948 kwam de Jong met een zojuist ontvangen rekening ad f 51,50 van “Ons Gebouw” inzake zaalhuur over 1945 aandragen; of die correct was, viel niet meer na te gaan. De Jong zou proberen er met de helft van af te komen en dat lukte. Waarschijnlijk door de confrontatie met deze oude schuld, heeft hij aan de vier tafels gedacht, die onverkocht bij “De Vereeniging” waren achtergebleven; daar moest eens iemand naar op zoek gaan. Bij de bestuursvergadering van 9 mei 1950 bleek er nog niets gebeurd te zijn en verklaarde Kooiman zich bereid bij “De Vereeniging” te gaan informeren. Daar werd hij niet veel wijzer; het stond wel vast, dat er niets meer te halen viel en dat de tafels wel konden worden afgeschreven. Aldus werd besloten. “Ons Gebouw” kwam in augustus 1951 nogmaals met een rekening over 1945, dat waren wel volhouders! Betaald werd die niet meer.

Op 24 januari 1951 ontving het bestuur een missive van de directie van Gooiland, inhoudende, dat de zaalhuur met ingang van 1 februari met 20% werd verhoogd, dus van f 15,– naar f 18,– per avond. Omdat een verhoging midden in het seizoen natuurlijk niet begroot was, protesteerde de Jong hiertegen, maar directeur Buurke was hier ongevoelig voor. De leden van de Horeca hadden landelijk besloten tot een direct ingaande verhoging van de prijzen voor hotelaccommodatie en zaalhuur en Gooiland wenste zich daaraan te houden. De Jong was bereid de verhoging uit de kas te betalen, maar Spit stelde voor via de Schakel een beroep op de leden te toen. Deze vrijwillige bijdragen leverden f 120,50 op, meer dan de verhoging dat jaar had gekost. Maar ook de andere kosten stegen, zodat het boekjaar 1950/51 toch met een verlies van ruim f 200,– werd afgesloten. Pas het seizoen 1953/54 werd weer positief beëindigd, maar omdat er toen nog altijd een nadelig kassaldo van bijna f 200,– bestond, stelde het kascommissielid Harkema in de jaarvergadering van 22 september 1954 voor het reservefonds, dat inmiddels toteen kleine f 600,– was geslonken, in de gewone kas te storten en daarnaast de contributie met 25% te verhogen. De penningmeester juichte de contributieverhoging toe, vooral omdat er voor de herverschijning van de Schakel geld nodig was. Het HSG had een voordelig contract met de drukkerij van ons lid Onkenhout gesloten, maar na diens overlijden was dit door zijn erfgenamen opgezegd. Ook het tijdschrift “Schaakmat” werd hier een jaar later slachtoffer van. De vergadering kwam met de nodige commentaren en ideeën, waarop besloten werd, dat het bestuur de zaak zou overwegen en in een latere huishoudelijke vergadering met een voorstel zou komen. Dat gebeurde op 3 november 1954; de Jong stelde voor de contributie te brengen op f 24,–, wat ongeveer f 300,– extra zou opleveren. De herleefde Schakel vergde daarvan ongeveer f 150,–, zodat het reservefonds onaangetast kon blijven. De  vergadering ging hiermede akkoord.

Openbare Leeszaal (locatie HSG 1958-1960)

Maar opnieuw doemden er financiële problemen op, nu door de geleidelijke teruggang van het aantal leden, waarvoor het nieuwe fenomeen de televisie als oorzaak werd gezien. Per 1 oktober 1956 telde het HSG –inclusief de ereleden- 100 leden; twee jaar later was dit teruggezakt naar 78. Dit betekende contributieverhoging of verhuizing naar een andere locatie. Tijdens een algemene ledenvergadering op 28 mei 1958 werd na langdurige discussies met 15 tegen 10 stemmen besloten naar de bovenzaal van de Openbare Leeszaal aan de ‘s-Gravelandseweg 55 te verhuizen. De zaal kostte voor een heel jaar slechts f 325,–, waaraan niet vreemd zal zijn geweest, dat de toenmalige voorzitter Dr. P. Feenstra Kuiper penningmeester van de Leeszaal was. De zaal was vrij klein en wanneer er tientallen op bezoek kwamen, moest een benedenzaaltje à f 5,– worden gehuurd.

De leeszaal beviel niet: ze was ongezellig en te klein. Het is voorgekomen, dat bij bezoek van tientallen, verschillende leden niet konden spelen, omdat er gewoonweg geen plaats was. Vanwege de lokaliteit hadden enkele leden bedankt en propaganda voeren voor nieuwe leden had in deze situatie weinig zin. Het bestuur ging weer met Buurke praten en deze bood de z.g. tuinzaal aan voor f 16,50 per avond, terwijl hij voor de wedstrijden van het eerste tiental f  15,– per middag vroeg. Indien in de zomermaanden niet geschaakt zou worden, zou men met een contributieverhoging van f 6,– net kunnen rondkomen. Tijdens de jaarvergadering van 28 september 1960 vormde dit laatste een heet hangijzer; langdurig werd gediscussieerd, maar na een gloedvol betoog van penningmeester de Jong en een laatste aanmoediging van voorzitter Feenstra Kuiper werd met bijna algemene stemmen besloten naar Gooiland terug te keren en de contributie te verhogen tot f 30,– per jaar.

Gereformeerde Wijkcentrum (locatie HSG (1963-1974)

Echter, de tuinzaal had ook haar bezwaren; Gooiland was aan een verbouwing bezig, waardoor de tuin in een puinhoop was veranderd en de tuinzaal soms moeilijk bereikbaar was. Bovendien werd een gedeelte van de zaal als opslagruimte gebruikt, weliswaar enigszins door planten afgeschermd, maar toch…. en over de toiletten werd regelmatig geklaagd. De directie van Gooiland stelde zich op het standpunt, dat de zaalhuur uitzonderlijk laag was en dat de schakers dus enig ongemak voor lief moesten nemen. Uitzien naar een andere lokaliteit was opnieuw het parool en daarmee was haast geboden toen Gooiland de huur per 1 juni 1963 opzegde, omdat het opnieuw ging verbouwen. Het bestuur prees zich gelukkig beslag te kunnen leggen op de bovenzaal van het aan de Valkenhoflaan achter de Torenlaankerk gelegen Gereformeerde Wijkcentrum. Dit was een prettige zaal en ruim genoeg voor de 65 leden die het HSG (inclusief ereleden en juniores) nog telde. In de Schakel van september 1963 staat onder “Wijsheden van de Maand” over de verhuizing: “Het Gooiland er aan krijgen en daarom de Wijk nemen”.

Op dezelfde pagina staat een anekdote van Karel Maartense, die een herhaling waard is: “We hadden die avond een tientallenwedstrijd gespeeld in Utrecht en te lang nagepraat over een afgebroken partij. Toen we hijgend van het hollen op het station kwamen bleek de laatste trein naar Hilversum juist te zijn vertrokken. Daar stonden we, met vijf man, en overlegden wat nu te doen. Een van ons hield zich buiten het overleg. Wat wezenloos staarde hij in de verte, kennelijk nog met de gedachten bij de partij van die avond. Al hollend naar het station had een teamgenoot hem toegevoegd: Je had met de Dame schaak op f5 moeten geven. En daarover stond hij afzijdig na te peinzen. De beraadslagingen liepen ten einde. Er was een voorstel om de laatste trein naar Baarn te nemen en daar verder te zien. Het kreeg bijval van de andere gesprekspartners. Maar nu mengde zich opeens de zwijgzame in de discussie. Dat kan niet, sprak hij plechtig. Dat gaat niet want er staat een Paard op die lijn”.

De zaal in het Wijkcentrum kostte f 20,– per avond, aanzienlijk meer dan in Gooiland en daar zou het niet bij blijven. Nederland stond aan de vooravond van een ongekende inflatiegolf, waardoor de zaalhuur in 1969 al tot f 40,– was gestegen. Contributieverhogingen waren onvermijdelijk; aanvankelijk liet men met het oog op het winnen van nieuwe leden een aantal keren de contributie ongewijzigd en werd het tekort hoofdelijk over de leden omgeslagen. Dit systeem bevredigde uiteindelijk niet; bij oplopende kosten werden de tekorten groter, terwijl het niet sympathiek was nieuwe leden met de omslag te confronteren en vertrokken leden hierop nog aan te spreken. Op 26 augustus 1965 werd de contributie op f 40,– gebracht, per 29 augustus 1968 op f 50,– en per 9 september 1971 op f 60,–. Het aantal leden was aanvankelijk vrij stabiel gebleven: van 1962 t/m 1968 waren de cijfers respectievelijk 74, 65, 71, 69, 66, 64 en 65. Tijdens de jaarvergadering op 26 augustus 1964 kwam het bestuur met het voorstel de clubavond, die sedert de oprichting op de woensdag was gehouden, te verschuiven naar de donderdag. Men meende, dat het toenemend aantal voetbalwedstrijden dat op woensdagavond werd uitgezonden de leden van de clubavond deed wegblijven. Echter, zoals gebruikelijk, was slechts een klein gedeelte der leden ter vergadering aanwezig en die minderheid vond, dat ook de anderen hierover moesten meebeslissen. Derhalve werd besloten aan alle leden dit plan middels een enquêteformulier voor te leggen en hun uitspraak af te wachten. Er reageerden slechts 19 leden, waarvan er 16 vóór de donderdag waren, twee vóór de woensdag en één zonder voorkeur. Het bestuur nam aan, dat dit laatste ook gold voor leden, die niets hadden laten horen en zo werd met ingang van 26 augustus 1965 een bijna 80-jarige traditie doorbroken. Zoals bovengenoemde cijfers aangeven, had dit geen enkel positief effect op het ledenbestand, maar misschien werd een ernstiger teruggang hiermee voorkomen. In 1969 evenwel was er een plotselinge groei tot 91 leden, wat ook de stand was op 1 september 1970, terwijl men één maand later het 107e lid registreerde. De Teleac cursus Schaken zal aan deze toename niet vreemd zijn geweest. De ledensprong veroorzaakte echter een ruimteprobleem en voor tientallenwedstrijden moest men uitwijken naar een klein, benauwd en ongezellig zaaltje op de benedenverdieping. Ook conciërge van Ginkel kon voor zoveel schakers de consumpties niet meer naar boven brengen, waardoor heel wat trappengeloop noodzakelijk werd. Maar “zo gewonnen, zo geronnen”: per 1 november 1971 had het HSG nog maar 90 leden en waren de problemen wat minder, al moest men voor de koffie nog wel naar beneden. Maar in 1972, het jaar van Bobby Fischer, ontstond er een wereldwijde schaakhausse, die ook het ledenbestand van het HSG behoorlijk opkrikte: op 1 oktober 1972 bedroeg dit 110 en één jaar later 114.

Gooise MTS (locatie HSG 1974-1977)

Het was de hoogste tijd om naar een groter speellokaal om te zien en dat werd januari 1974 gevonden in de augustus 1968 gereed gekomen Gooise MTS aan de Vaartweg, ingang Bergweg. Deze school had een fraaie en ruime aula en de huur was met f 90,– per maand een stuk lager dan in het Wijkcentrum, waarbij wel opgemerkt moet worden, dat daar een substantiële korting werd verleend over de maanden, waarin niet gestookt werd. De MTS had bovendien het voordeel, dat het eerste tiental er z’n wedstrijden op zaterdag kon spelen, waardoor een eind kwam aan het heen- en weergesjouw met schaakbenodigdheden. Daar er geen conciërge aanwezig was, moest er zelf voor koffie worden gezorgd, wat de aanschaf van twee koffiezetapparaten vergde, waarmee de dochter van Kees Overbeeke een prima kopje koffie wist te brouwen. Frisdranken kon men uit een automaat betrekken. Voor de MTS, waarin alles er nog vrij nieuw uitzag, waren onze oude materiaalkasten niet acceptabel; er werden nieuwe aangeschaft, waarin de leerlingen vakjes voor de dozen aanbrachten. Leerzaam voor hen, nuttig voor ons.

Op de jaarvergadering van 4 september 1975 deelde het bestuur mede, dat de KNSB met een groot tekort zat en dat dit via de onderbonden over de aangesloten verenigingen werd omgeslagen. Dat kwam neer op een eenmalige heffing van f 10,– per seniorlid en een blijvende verhoging van de normale afdracht aan SGS en KNSB. Aan contributieverhoging viel wederom niet te ontkomen, mede omdat ook de kosten van het HSG zelf waren gestegen. De vergadering ging akkoord met een verhoging van f 15,– tot f 75,– per jaar.

Ondanks de als steeds precaire kaspositie had men besloten de contributie voor het seizoen 1976/77 onveranderd te laten. Kort daarna, in oktober al moest men op dit besluit terugkomen en kregen de leden de mededeling, dat het bestuur de contributie  met terugwerkende kracht vanaf 1 september 1976  had verhoogd tot f 100,–! Het bestuur van de Gooise MTS had direct ingaand de zaalhuur met liefst 150% verhoogd en dat betekende een extra uitgave per avond van f 45,– en op jaarbasis –inclusief de wedstrijden van het eerste tiental- een bedrag van f  2.340,–.  Protesteren bij de directeur had geen effect; volgens deze was er niet sprake van een bestuursbesluit, doch van een ministeriële beslissing, een maatregel, die gold voor alle gebouwen die met rijkssubsidie werkten. Dus werd er weer aan verhuizen gedacht, des temeer omdat er niet alleen financiële problemen waren. Het ontbreken van een conciërge betekende dat een corveeploeg na afloop van de clubavond de rommel moest opruimen om de aula ordentelijk achter te laten; dit gelukte vrijwel nooit vóór middernacht en geschiedde niet altijd tot volle tevredenheid van de schooldirectie. Voorts werd begin 1977 verboden zelf koffie te zetten, waardoor de schakers waren aangewezen op een koffieautomaat, een fikse achteruitgang in kwaliteit.

Christelijke HTS (locatie HSG 1977-1980)

Er waren de laatste jaren meerdere grote scholen in Hilversum gebouwd die alle over een ruime aula beschikten en met één daarvan, de najaar 1972 geopende en  inmiddels weer gesloopte Christelijke HTS aan de Kolhornseweg had ons erelid Piet de Ruiter goede contacten en die resulteerden in een succesvolle overgang per 18 augustus 1977. Voor de kas bracht dit geen verlichting, want de HTS vroeg f  102,05 per avond, maar wel inclusief een conciërge en was in feite dus een stuk goedkoper. In zijn jaarverslag over 1976/77 kwam penningmeester Hooyer met een overzicht van de positieve en negatieve jaarresultaten sedert 1969, die (ondanks het goed op peil gebleven ledenbestand in de jaren 1974/77, t.w. respectievelijk 108, 115, 116 en 105 leden) per saldo een plus van nog geen duizend gulden hadden opgeleverd. Dit was in feite behaald in de jaren 1971/72 en 1972/73 toen de overschotten in totaal meer dan duizend gulden bedroegen dankzij de door Bobby Fischer veroorzaakte ledengroei. En, zo voegde Hooyer er aan toe, in de betrokken acht jaren was nauwelijks nieuw materiaal aangeschaft; wat er aan materiaal vernieuwd was, werd grotendeels door leden geschonken. Hij stelde dan ook voor om een reservefonds te stichten voor aanschaf van materiaal, de viering van het 100-jarig bestaan, verfraaing van de Schakel door van tijd tot tijd diagrammen af te drukken enz. De vergadering steunde met 31 tegen 8 stemmen zijn voorstel en zo werd de contributie voor het seizoen 1977/78 met f 25,– verhoogd tot f 125,–. Daar was niet iedereen gelukkig mee, want het aantal leden liep terug tot 87 per 1 oktober 1978, een nieuwe reden tot bezorgdheid.

Hoewel het ledental zich een jaar later enigszins had hersteld tot 95 moest toch weer worden overgegaan tot een bijstelling van de contributie, omdat de conciërge salarisverhoging had gekregen en de HTS daarom de kosten van de zaalverzorging had opgevoerd van f 14,– naar

f 20,– per uur. Derhalve werd tijdens de jaarvergadering op 20 september 1979 de contributie opgetrokken van f 125,– naar f 135,– per jaar. Juni 1980 werd het HSG-bestuur opnieuw geconfronteerd met een forse verhoging van de zaalhuur, nu een gevolg van een beschikking van het Ministerie van Economische Zaken. De huur per avond ging omhoog van f 34,– naar

f 114,– (!) en het uurloon van de conciërge van f 20,– naar f 21,–. Dat kon bruin natuurlijk niet trekken, zeker niet nadat bleek, dat het seizoen 1979/80 met een tekort van ruim f 1.200,– was geëindigd.  Penningmeester Frans van Bergen maakte daarom met een van de gemeente verkregen lijst een rondje langs de Hilversumse zalen en had aan één adres –meer waren ook niet nodig- succes en wel bij de Scholengemeenschap “Groot Goylant” aan de van Linschotenlaan. Daar bedroeg de zaalhuur slechts f 60,– per avond, alles inbegrepen.

De laatste ledenvergadering in de Chr. HTS op 21 augustus 1980 had eerst over een belangrijke aangelegenheid te beslissen, namelijk de voorgenomen fusie met de “Ivoren Toren”. In juni was voorzitter Jan Hogenbirk door bestuurslid Hans Wets van die vereniging benaderd om een eventueel samengaan te bespreken. Over de  belangrijkste voorwaarden werd men het snel eens; de naam van de fusieclub zou de komende tien jaar luiden: “Hilversums Schaakgenootschap waarin opgenomen schaakvereniging “De Ivoren Toren” en daarna weer HSG sec, terwijl voor de leden van de “Ivoren Toren” tijdelijk een lagere contributie zou gelden. Laatstgenoemden hadden de fusie al goedgekeurd; 17 van de 24 leden hadden verklaard de overstap te zullen maken. Ook de HSG-ers hadden geen enkel bezwaar en zo was op 21 augustus 1980 de fusie een feit. Daar er naast de aanwas van de genoemde 17 nog een autonome groei was van per saldo 13 leden, begon het seizoen 1980/81 met 125 leden. Dit had tot gevolg dat het voor het eerst in de geschiedenis –en tot nu toe voor het laatst- de contributie werd verlaagd en wel met f 10,–  tot f 125,–. Na de vergadering beleefde ik een aardig voorval, hoewel aardig… Hans Wets had mijn naam horen vallen en wendde zich tot mij: “Het HSG had vroeger twee sterke jeugdspelers, Adriaan en Werner Plomp, bent U hun vader?” Nu lag “vroeger” zo’n dertig jaar terug, dus bleef ik met de vraag zitten: “zie ik er zó oud uit of is bij hem de tijd stil blijven staan?”

Scholengemeenschap Groot Goylant (locatie HSG 1980 – 2007)

De verhuizing had meer voeten in de aarde. Op het laatste moment had het bestuur van de Chr. HTS de huurverhoging vrijwel ongedaan gemaakt en nu waren er de nodige voorstanders om in de HTS te blijven. Onder aandrang van het bestuur -de penningmeester had zich ten slotte niet voor niets uitgesloofd en de Chr. HTS had al eerder voor een onaangename verrassing gezorgd- stemden 25 leden vóór verhuizing en 17 tegen. Op 4 september 1980 had de eerste speelavond in “Groot Goylant” plaats. Zoals de foto aangeeft, doen de tafels en stoelen uit 1969 nog altijd dienst en dat zal zeker tot het einde zo blijven, want er zijn plannen de school dan te vervangen.

Tot slot volgen nog de na 1980 vastgestelde contributiebedragen: per 30-08-84  f 130,–, per 08-09-88  f  140,–, per 13-09-90  f 150,–, per 05-09-91    170,–, per 03-10-96  f  185,– en per 17-09-98 f 95,-          

We hebben hier lang gespeeld. Er was een hele grote zaal met meer dan voldoende ruimte voor de meer dan 100 senior leden en ook voor de externe wedstrijden. De bar werd beheerd door conciërge de Jong van de school. In de hal was ruimte om te snelschaken.

In de loop van 2006 wordt het zeker dat Groot Goylandt gesloopt en herbouwd gaat worden, waardoor we daar meerdere jaren niet meer terecht kunnen. Er moet dus worden uitgezien naar een andere locatie. Er wordt in eerste instantie gedacht aan zalencentrum ‘De Akker’, maar dan moeten we verhuizen naar woensdag. ‘Dat gaat te veel leden kosten’ wordt gevreesd, dus die locatie wordt afgewezen.

Gooiers Erf (locatie HSG 2007-2012)

Dan komt Gooiers Erf in beeld en er wordt een bezoek gebracht. Uit het verslag van een bestuursvergadering van 31 januari 2007:

Dinsdagmiddag hebben Han, Henk en Jan Stomphorst een onderhoud gehad met mevr. Lidy van Kampen. Mevr. Lidy van Kampen verhuurt de zalen van “Gooiers Erf”. De zaal “het Trefpunt” is een prachtige zaal om te schaken. De ruimte is groot genoeg om 50 man te laten schaken. Als er een externe wedstrijd is, dan kan men uitwijken naar een kleine zaal. In het restaurant, wat grenst aan “het Trefpunt”, kan men aan de leestafels analyseren en/of snelschaken.

De catering is in eigen beheer. Dat houdt in dat ieder zorg draagt voor de betaling van zijn consumpties. Bij een externe wedstrijd zal dat vermoedelijk problemen opleveren. Er zal dan hopelijk door een vrijwilliger bardienst gedraaid moeten worden (HC: we waren toen bevreesd dat een bardienst leden zou kosten en huurden een vrijwilliger in voor de BAR dienst). De prijzen van de consumpties zijn: koffie € 0,50 – 0,70, fris € 0,90, bier € 1,10, sterk € 1,15.

De donderdagavond is voor het gehele seizoen te huur, de andere dagen zijn bezet. Voor de zaterdagen als er KNSB competitie is kan een regeling getroffen worden, maar moet wel ruim van tevoren worden aangekondigd. De openingstijden zijn als het moet van 18.45 uur tot 24.00 uur.

De huur bedraagt € 72,50 per avond en wordt vooraf per 3 maanden betaald. Voor de zaterdag moet nog nagevraagd worden. Voor de jeugd wordt getracht om de kleine zaal te huren, zodat ze ook daadwerkelijk bij HSG horen (PS de jeugd speelde tijdelijk op een andere avond).

In 2007 wordt het besluit genomen om naar het Gooiers Erf te verhuizen. Het is een mooie ruimte om in te spelen. Een trui of een jasje hoef je niet aan te doen naar de club, want de verwarming staat continu op 25 graden zodat alle bejaarden in het huis het niet koud krijgen.

Het spelen in verzorgingshuis Gooierserf  is apart, zoals een bezoekende vereniging in 2011 ervaart, blijkens het verslag van Herman Grooten van de wedstrijd HSG – Stukkenjagers: “Regelmatig verschijnen er wat oude mensjes op rollators en in rolstoelen in de gang en zij kijken verstoord op als zij die schakers daar zien turen naar de schaakborden. Ze kunnen er niet goed langs met hun looprekjes. (…) Een paar andere schakers duwen tafel en stoelen naar achteren en nu kunnen de dames er eindelijk langs. De dame, die kennelijk niet op haar mondje is gevallen, roept nog even achterom als zij voorbij het ‘obstakel’ is: “Wel eerlijk spelen, hè?” . Ook waren er wel eens dementerende ouderen die geheel in paniek in de speelzaal binnen liepen, omdat ze hun kamer kwijt waren. Gingen we het gehele huis door, totdat we een openstaande deur zagen en ze dan gelukkig zelf wel hun kamer herkende. 

Er was na een paar jaar steeds meer gedoe met de de BAR en de communicatie daarover verliep moeizaam. Opeens was de koffiemachine verdwenen en moeten we een koffieapparaat meenemen en zelf koffie zetten. Ook was er steeds meer financieel gedoe met het huren van extra ruimtes voor de jeugd. De irritaties liepen steeds meer op met het Gooiers Erf. Tijd om om te zien naar een andere huisvesting.                                                         

St. Annagebouw (locatie HSG 2012-2013)

Dat werd het St. Annagebouw achter de Vitus. M.b.t. het clublokaal, het Annagebouw, vertelt de voorzitter van HSG tijdens de ALV van 2012 dat de oprichter van onze club, Jacob Peet, zeer actief was in de Vitusparochie en ook in diverse koren. Zo zijn we na veel verschillende speellocaties in Hilversum weer dicht bij het vertrekpunt, inclusief koorzang aan het begin van de avond…
Het bestuur heeft besloten dat we het komende jaar in het Annagebouw blijven, maar ondertussen wel zoeken naar een alternatief

Het grootste voordeel van St. Anna was dat we zelf de bardienst konden draaien, wat financieel zeer interessant was. De speelzaal van St. Annagebouw was wel aan de kleine kant, wat nogal eens resulteerde in het sjouwen van tafels en stoelen. Ook gebeurde het dat twee partijen (vier spelers) aan een kleine tafel moesten spelen: dan zat je wel een beetje krap. Sommige spelers speelden dan liever bij de bar hun partij waar het nogal eens luidruchtig was. Voor de jeugd was er ook nauwelijks ruimte en voor externe wedstrijden was het altijd lastig.

Ook het (soms valse) Gregoriaanse gezang en pianogerammel tot 20.30 uur werd door vrijwel iedereen als hinderlijk ervaren. Ofschoon het ook een hemelse beloning kon zijn als je voor half negen een mooie zet had gedaan en dat direct werd ondersteund door een Gregoriaanse lofzang.

Zoals uit de in 2012 gehouden ledenenquête bleek, verwachtten velen van de clubavond zowel een plek om serieus te schaken als (vaak daarna) de gelegenheid voor gezelligheid. In het Annagebouw was het lastig die twee zaken te combineren. Johan Lindeman was dit zo zat dat hij op zoek ging naar een alternatief. En met succes.

Johan

Op een vrije vrijdag is Johan eerst naar onze voorgaande locatie Het Gooiers Erf gefietst en een gesprek gehad aldaar.
Het Gooiers Erf was nog steeds aan verandering onderhevig en zou in handen komen van VERSA Welzijn (=Gemeente). Het was niet bekend of we op donderdagavond over de zaal konden beschikken. De eetzaal zou verbouwd gaan worden, zou kleiner worden. Tijdens die verbouwing konden we de schaakzaal niet gebruiken. Ook de mevrouw die Johan sprak zou per 1 juli een andere functie gaan bekleden. Kortom: niet verstandig om daar terug te gaan.

Johan: “Ik fietste terug langs St. Aloysius en heb spontaan aangebeld bij de voordeur met de vraag of ik zalen kon huren en of ik een e-mailadres kon krijgen van een contactpersoon. Die contactpersoon was Peter de Boer. Na een goede e-mail van mij aan Peter werd ik uitgenodigd voor een rondleiding en een gesprek. Dat gesprek was zeer positief: Ik mocht foto’s maken en Peter dacht mee over een koelkast (ja, toen al!) en schaakkasten. We mochten (toen) de lerarenkamer boven ook gebruiken, voor extern of analyses. De tafels hoefden niet in dezelfde opstelling teruggezet te worden. Er was parkeerplaats op het schoolplein (toen). Toen ik die foto’s aan het bestuur liet zien (dat was toen bij Kees Nagtegaal thuis) was het hele bestuur enthousiast! Er was alleen één mogelijk probleem: die tafels hadden zo’n gekke vorm dat ik met Gabri nog een testpartij heb gespeeld. Dat beviel en zo is de keuze door het bestuur gemaakt.

Aloysius College (HSG locatie 2013 – heden)

Vanaf het seizoen 2013-2014 spelen we in het nieuwe St. Aloysius College aan de Schapenkamp te Hilversum, in 2012 gebouwd naast de oude Aloysius MAVO. Dat is een hele verbetering ten opzichte van de vorige locatie. Het is er niet zo gehorig, er zijn 26 ruime tafels beschikbaar en er is voldoende licht op de schaakborden. Voor externe wedstrijden is er voldoende ruimte en er kunnen lokalen extra gehuurd worden. In het begin blijkt dat er ook wat nadelen zijn: sommige tafels wiebelen nogal en ook het schrijven op een notatievelletje kan lastig zijn door de geribbelde tafelbladen. Maar de nadelen worden al snel overvleugeld door de voordelen.

We kunnen een eigen bardienst draaien. Met veel dank aan Paul Mars, die jarenlang thuis het bier en de fris koud zet, dat in zijn auto laadt, naar het Aloysius scheurt, het daar in de koelkast zet en daarna koud kan worden geserveerd. Iedere week wordt er bij toerbeurt iemand aangewezen die de bar bedient. De baropbrengsten zijn mede door een scherpe inkoopstrategie hoog, waardoor er een gezonde financiële situatie ontstaat en we al die jaren de contributie niet hoeven te verhogen (al jaren stabiel op € 120 per jaar) en we extra activiteiten kunnen ontplooien zoals trainingen, simultaans en thema-avonden.

De relatie met de beheerder Peter de Boer wordt ook steeds beter. Als Paul stopt met het halen en brengen van de drank, krijgen we in de school in de kelder een ruimte toegewezen, waar we naast 3 grote kasten voor het materiaal ook een koelkast kunnen plaatsen. De opgerichte barcommissie met o.a. Wim van der Wijk, Hugo Kroeze en Huib Jochems kunnen ieder moment de drank aanvullen en er verschijnen wekelijks kaasblokjes en worst; wat een luxe!

Het belangrijkste voordeel van de school komt ten bate aan de jeugd. Door de enorme inzet van m.n. Frits Wagenvoorde en Gijs van de Brand en de diverse jeugdtrainers, bloeit de HSG jeugd op. Van een kleine 20 jeugdleden in het St. Anna gebouw groeien we naar 60 – 70 – 80 tot bijna 100 jeugdleden. Dat is ongekend. Al die verschillende jeugdgroepen hebben allemaal een eigen trainer en we mogen in de school per groep voor de trainingen een apart lokaal gebruiken zonder meerprijs voor de huur.

Ook de parkeergelegenheid was op een gegeven moment lastig, toen het naastgelegen oude Aloysius werd gesloopt. Met je auto een stoepje op was heel vervelend. Gelukkig werd er een nieuwe parkeergelegenheid aangelegd, waardoor ook dit door de school werd opgelost. Tenslotte moet gezegd worden dat de school zich de afgelopen jaren in de corona lock-down periodes zich zeer coulant heeft opgesteld, doordat we in de periodes dat de school dicht was, ook geen huur hoefden te betalen.

Af en toe popt het idee weer op om een denksportcentrum in Hilversum op te gaan richten en daar naartoe te verhuizen, maar ik denk dat we heel blij mogen zijn als we de komende jaren nog lekker kunnen blijven schaken in het mooie en ruime Aloysius.